Dagboek van…

Dagboek van…

Regelmatig als ik bij mijn ouders op bezoek ben en mijn columns komen ter sprake, begint mijn vader over onze (mijn zus en mijn) geboortes te vertellen en eindigt altijd met: “Dáár zou je nou eens een column over moeten schrijven…”

Het is er nog nooit van gekomen, ook omdat ik me er zelf niets meer van herinner, maar ik zei hem steeds dat ik dat een keer zou gaan doen.

Zo ook afgelopen week… Het hele bevalverhaal kwam weer boven tafel dus ik vroeg hem dan maar een paar puntjes op papier te zetten, dan zou ik kijken wat ik ervan kon maken.

Dat ik de volgende dag al een mail kreeg, daar keek ik niet echt van op. En dat hij in plaats van ‘de puntjes’ het hele verhaal vast uitgewerkt had, daar keek ik ook niet zo heel erg van op. Oké, dat hij het vast in de ík-vorm geschreven had…Dat maakte het voor mij wat lastiger. Vooral omdat het niet mijn woorden zijn, maar toch wel een beetje op mijn manier geschreven is. Daarom heb ik besloten het zó te laten.

Dus dit keer geen ‘dagboek van de kraamheks’ geschreven door de kraamheks, maar ‘dagboek van de vader van de kraamheks’ geschreven door…mijn vader!

Bij het schrijven van mijn columns zoek ik meestal in mijn  herinnering naar dingen die ik in de praktijk heb meegemaakt tot ik mij laatst afvroeg hoe de kraamzorg en het bevallen er vroeger uitzag. De hoogste tijd dus om eens op de koffie te gaan bij de kraamheks-moeder om te horen hoe, ruim 50 jaar geleden, de bevalling van mijn zus en van mij verlopen was.

De geboorte van mijn 1,5 jaar oudere zus diende zich aan op zondagmorgen. Mijn vader kennende belde hij bij de eerste wee direct de dokter, wat in die tijd nog niet zo eenvoudig was want mijn ouders hadden nog geen telefoon en van mobieltjes had nog niemand gehoord. Dat betekende dus naar de dichtstbijzijnde telefooncel lopen en de dokter melden dat de baby er aan kwam. En inderdaad, de dokter kwam direct, onderzocht mijn moeder en kwam tot de conclusie dat het nog wel even zou kunnen duren. Maar een kop koffie zou hij wel lusten. Toen hij met zijn koffie op de bank in de huiskamer zat zag hij dat op de tafel het nieuwe boek van Jan Wolkers lag. Hij opende het en begon te lezen.

Wat ik wel netjes van mijn moeder vond is dat ze hem rustig het boek liet uitlezen en toen pas ging bevallen. Intussen was ook de kraamverzorgster gekomen maar die, zo vertelde ze de dokter, was net ongesteld geworden en was bang dat ze bij de bevalling flauw zou vallen. Zij verdween weer en werd vervangen door een lieve oudere collega. De bevalling verliep zonder problemen. Nu is mijn moeder een type dat bij het minste of geringste altijd tegen ons zei “Stel je niet aan” en dat deed ze zelf ook nooit. Als er op televisie weer eens een bevalling te zien is waarbij de kraamvrouw nog al te keer gaat mompelt zij meestal “overdreven gedoe”. Dat niet aanstellen bracht mijn moeder ook in praktijk door de eerste dag gewoon uit bed komen om de baby te verschonen toen mijn vader daar niks van bakte. Van de kraamver- zorgster wist mijn moeder zich nog te herinneren dat zij beslist geen haast had en dikwijls pas tegen tienen ‘s avonds naar huis ging, ze vond het gezellig.

Ook mijn bevalling zou gewoon thuis gebeuren, althans dat was de bedoeling. Nu kan ik nog wel eens tegendraads zijn en dat begon hier eigenlijk al, in de laatste dagen van de zwangerschap was ik gedraaid. De huisarts stelde dit vast en vond het beter om naar het ziekenhuis te gaan. En daar ging mijn moeder in de ziekenwagen naar  de Utrechtse Emmakliniek in het Wilhelminapark. Mijn vader reed er in zijn Fiatje 600 achteraan. In de ziekenwagen vroeg mijn moeder als grapje of ze onderweg naar de kliniek niet even door de Nachtegaalstraat konden rijden want daar hadden haar ouders een sigarenwinkel. Geen enkel probleem zeiden de ziekenbroeders en voor de etalage werd gestopt, de gordijntjes opzij geschoven in de auto, en werd er gezwaaid naar opa en oma. In de kraamkliniek werd inderdaad vastgesteld dat de baby met de voetjes eerst geboren zou worden, of zoals dat heet “een volkomen stuit”. Dat scheen, in die tijd, toch wel iets bijzonders te zijn want steeds meer verpleegsters en verpleegsters in opleiding kwamen de kamer binnen om dit mee te maken. Omdat mijn moeder, zoals gezegd, geen kik geeft tijdens een bevalling werd het een gezellige sfeer en begonnen de aanwezige verpleegsters grapjes te maken en stelden zij lacherig voor toen mijn teentjes stuk voor stuk naar buiten floepte om vast de nageltjes te lakken. Ook deze bevalling verliep goed en een paar uur later werd mijn moeder weer in de ziekenwagen naar huis gebracht.

En zo napratend over onze geboortes kreeg ik als extraatje nog het verhaal van hun buurvrouw die ook omstreeks die tijd moest bevallen. Ook hier vond de bevalling thuis plaats maar deze was toch wel een beetje zwaarder als die bij ons. Tijdens de bevalling moest de buurvrouw ingeknipt worden en gehecht en de dokter kon aan het eind van de middag weer naar huis gaan. Toen de buurman, een keurige bankemployee die iets geaffecteerd sprak, de dokter uit liet zei hij boven aan de trap; “dokter ik heb nog een vraag, wanneer mag ik mijn vrouw weer gebruiken?” De dokter draaide zich om, keek hem aan en sprak de legendarische woorden: “als je maar wacht tot ik beneden ben”.

Deel bericht

Laat een reactie achter

Uw e-mailadres zal niet worden gepubliceerd.